Intellectueel eigendom, naar Frans recht (Gepubliceerd op september 2017)

 

Het intellectueel eigendomsrecht beschermt immateriële rijkdommen en omvat meerdere categorieën:

Literaire en artistieke eigendomsrechten (letterkunde en kunst)

o  Auteursrecht (copyright)

o  Naburige rechten (voor uitvoerend kunstenaars, producteurs van fonogrammen en omroeporganisaties)

Industriële eigendomsrechten

o  Octrooirecht of patentrecht, kwekersrecht en chip recht (voor technische ontwerpen)

o  Tekeningen- en modellenrecht ( voor decoratieve ontwerpen)

o  Merkenrecht, databankenrecht, handelsnaamrecht, oorsprongsbenaming, aanduiding van herkomst (onderscheidende kenmerken)

 

Regelgeving

·         Eind 19de eeuw zijn de eerste internationale conventies opgesteld:

1)      De conventie van Bern (1886) voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst

2)      Het Verdrag van Parijs (1883) tot bescherming van industriële eigendom (breed scala: uitvindingen, merken, tekeningen en modellen, handelsnamen, geografische indicaties, oneerlijke concurrentie)

 

·         Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad hebben getracht binnen de EU de regels te harmoniseren, maar er bestaan nog steeds belangrijke verschillen tussen de verschillende nationale wetgevingen.

Om in Frankrijk beschermd te zijn, dient er voldaan te worden aan de vereisten van het Franse recht, vooral vastgelegd in de Code de Propriété Intellectelle.

 

·         De wereldorganisatie intellectueel eigendom (WIPO) of OMPI in het Frans (organisation mondiale de la protection intellectuelle) beheert meerdere internationale schikkingen en verdragen, waarvan de drie belangrijkste zijn:

1)      Samenwerkingsovereenkomst (PCT - Patent Corporation Treaty), overeengekomen in Washington 1970:internationaal patent, 150 lidstaten

2)      Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, gecentraliseerd stelsel met 116 lidstaten, vernieuwing en management van merken

3)      Schikking van Den Haag betreffende internationale inschrijving van tekeningen en modellen

 

·         De wereld handelsorganisatie heeft de TRIPs-overeenkomst opgesteld (1994) (accords ADPIC).

 

Auteursrecht

De aard van het auteursrecht

Volgens artikel L.111-1 CPI heeft de maker van een werk van letterkunde of kunst door de creatie hiervan recht op de exclusieve exploitatie van het immaterieel eigendomsrecht.

Het auteursrecht en de naburige rechten zijn automatische rechten, dwz dat er geen registratie nodig is en het recht ontstaat door de creatie (of de uitvoering daarvan).

Het werk kan allerlei vormen aannemen en tot uitdrukking komen op verschillende manierenen de belangrijkste voorwaarde om recht te kunnen doen gelden op auteursrecht is de originaliteit:

o  het werk is het resultaat van een bewust gewilde geestelijke inspanning, nieuw en persoonlijk in vergelijking met eerder gecreëerde werken.

o  Het is een origineel concept dat (in ieder geval gedeeltelijk) verwezenlijkt is

Het is lastig te bewijzen dat een werk origineel is, vooral als de originaliteit lange tijd na de creatie betwist wordt. Het artikel L.111-2 van de CPI beschermt de maker: het werk wordt geacht gemaakt te zijn op het moment van de verwezenlijking, zelfs onafgemaakt, van het concept van de maker.

De maker van het werk

Art L.113-1 CPI geeft aan dat de maker wordt geacht de persoon te zijn, waarvan de naam op het moment van openbaarmaking vermeldt staat of genoemd wordt door degene die het werk openbaar maakt, tenzij het tegendeel wordt bewezen. De maker kan op elke gewenste wijze bewijzen dat hij de maker is.

Voor collectieve werken (art L.113-5 en L.113-2 CPI), wordt degene onder wiens naam het werk openbaar wordt gemaakt en die het initiatief heeft genomen van de creatie en de leiding en het toezicht over de verschillende makers had, als de maker ervan beschouwd. Er is in dit geval een relatie van ondergeschiktheid tussen de werkgever en de werknemers.

Een werk dat tot stand is gekomen door samenwerking en gezamenlijke inspiratie van verschillende makers zonder ondergeschiktheidsrelatie (oeuvre de collaboration), zal een onverdeeld auteursrecht tot stand brengen voor wat betreft het gemeenschappelijke werk (art L.113-3 CPI).

Een “oeuvre composite” is volgens art L.113-2 een nieuw werk, waarin verschillende reeds bestaande werken zijn opgenomen. De maker van het nieuwe werk zal hier auteursrecht over hebben, maar de maker(s) van de reeds bestaande werk(en) behoudt tevens zijn auteursrecht.

Als de maker in loondienst is en het werk gemaakt is in opdracht van de werkgever, behoort het werk volgens de Nederlandse auteurswet de werkgever toe, terwijl de Franse wet hierin afwijkt:als de werknemer niet uitdrukkelijk aan de werkgever heeft beloofd de patrimoniale rechten van het te vervaardigen werk aan de werkgever over te dragen, wordt de werknemer geacht eigenaar van de auteursrechten van het werk te zijn( art L.111-1).

Voor wat betreft software, geeft artikel L.113-9 aan dat de patrimoniale rechten van makers van software dat gemaakt wordt in opdracht en volgens de instructies van een werkgever, door werknemer of ambtenaren, de werkgever toebehoren.

Professionele persjournalisten worden ook geacht hun auteursrechten aan de uitgever van de krant te hebben overgedragen voor de teksten opgesteld voor een eerste publicatie (art L.123-35 limiteert het aantal werkgevers die hiervan kunnen profiteren).

Ambtenaren hebben een speciaal statuut: het principe is dat de ambtenaar zijn auteursrecht behoudt, maar art L.131-3-1 geeft aan dat er een automatische overdracht aan de overheidsdienst plaatsvindt als het werk in het kader van de functie en volgens instructies van de dienst is uitgevoerd. De overheidsdienst heeft een recht van voorkoop en een voorkeursrecht als de ambtenaar toch eigenaar van het recht is en het wil overdragen.

De inhoud van het auteursrecht

Het auteursrecht bevat morele rechten:

o  openbaar maken, uitvoeren en /of vermenigvuldigen van het werk

o  het intrekken van voorgenoemd recht,

o  recht op respect van het werk,

o  recht om zijn naam wel of niet te vermelden op het werk.

De patrimoniale rechten zijn:

o  exclusief recht tot exploitatie van het werk en hier een vergoeding voor krijgen (art L.123-1). Dit exclusieve recht duurt voort tijdens het leven van de maker en de 70 jaren erna (voor de rechthebbenden),

o  reproductierecht,

o  recht op publieke representatie,

o  volgrecht.

Het recht van derden om een kort deel uit het werk te citeren, met vermelding van de bron, is geen inbreuk op het auteursrecht.

Bescherming van het auteursrecht

Inbreuk op auteursrecht kan op grond van “contrefaçon” –namaak en piraterij  worden aangevochten (Art L.122-4 CPI)

 

Octrooirecht

Een octrooi (of patent) is een tijdelijk exclusief recht van de houder om de uitvinding commercieel toe te passen in het gebied waarin het octrooi geldig is (nationaal, regionaal of internationaal).  Omdat dit in strijd is met vrijheid van handel, wordt een patent alleen afgegeven als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden zijn niet te zwaar, om uitvinders te stimuleren een octrooi aan te vragen waardoor het vrij verkeer van technische kennis door publicatie gestimuleerd wordt.

Het Verdrag van Parijs (1883) tot bescherming van industriële eigendom is het eerste internationale verdrag betreffende octrooien. Dit verdrag geeft aan dat iedere lidstaat dezelfde bescherming moet geven aan aanvragers van andere lidstaten als aan zijn eigen onderdanen.

Het creëert tevens een recht van voorrang (droit de priorité), dwz dat de aanvrager op basis van de eerste regulier ingediende aanvraag in één van de lidstaten, 6 (voor tekeningen en modellen) of 12 maanden (voor patenten) heeft om een aanvraag in te dienen in een andere lidstaat en dat de datum van eerste aanvraag tevens zal gelden voor de latere aanvragen.

Indienen van de aanvraag

Om dit exclusieve recht te verkrijgen, dient een octrooiaanvraag te worden ingediend. Soms bestaat het recht door gebruik (handelsnamen).

Deze aanvraag kan ingediend worden bij een nationaal of regionaal octrooibureau (voor een nationale, regionale of internationale bescherming) of direct bij de WIPO voor een internationale bescherming.

In Frankrijk is de nationale instantie de INPI (Institut National de la Propriété Industrielle). Volgens artikel L.614-2 moet iedere octrooiaanvraag van een Europees octrooi bij INPI ingediend worden als de aanvrager woonachtig is / het bedrijf gevestigd is in Frankrijk.

De regionale instantie is Het Europees Octrooibureau (Verdrag van München 1973, 34 lidstaten, waarvan de EU).

Op het niveau van de Europese Unie, is er 20 februari 2013 een EU- verordening van kracht gegaan betreffende het Gemeenschapsoctrooi (een gemeenschappelijk octrooi voor de hele Europese Unie, dat voldoet aan dezelfde voorwaarden voor alle EU landen en met een gemeenschappelijk gerechtshof). Maar deze verordening zal pas in werking treden, als het akkoord betreffende het gemeenschappelijk Europees eenheidsgerecht door 13 lidstaten geratificeerd is wat nog niet het geval is, maar naar verwachting in de loop van 2018 zal gebeuren. Op dit moment dient iedere aanklager zich in geval van namaak en piraterij te wenden tot de nationaal competente rechtbank.

De wereldorganisatie intellectueel eigendom(WIPO) beheert de samenwerkingsovereenkomst (PCT - patent corporation treaty) overeengekomen in Washington in 1970. 150 landen zijn lid van deze overeenkomst, waardoor het octrooi in al deze PTC lidstaten geldig zal zijn.

De WIPO helpt nationale en regionale octrooibureaus in geval van aanvraag van een internationaal octrooi om vast te stellen of aan de voorwaarden voor de afgifte van een octrooi wordt voldaan en rapporteert hierover. Helpt tevens het publiek om technische informatie te vinden betreffende reeds afgegeven patenten.

Het nationale of regionale bureau geeft de aanvraag door aan het WIPO en aan het ISA (international searching autority). Als de uitvinding octrooiwaardig wordt bevonden, wordt het octrooi na 18 maanden gepubliceerd op de site van WIPO (patentscope). Na 30 maanden wordt het octrooi afgegeven door het nationaal octrooibureau.

Er kan geen octrooi worden aangevraagd voor diensten, natuurwetenschappelijke theorieën en rekenmethodes, ideeën zonder uitwerking, stelsels, regels of methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid voor spelen, bedrijfsvoering of computerprogramma’s, mooie vormgeving. Er kan ook geen octrooi worden afgegeven voor een uitvinding die in strijd is met de openbare orde of goede zeden (dit geldt zowel in Nederland als in Frankrijk).

Voorwaarden

Om in aanmerking te kunnen komen voor een octrooi, dient de uitvinding aan de volgende voorwaarden te voldoen (art L.611-10 CPI):

o  het dient een uitvinding te zijn en niet één van de hierboven genoemde uitzonderingen

o  nieuwheid- de uitvinding mag geen deel uitmaken van de stand van de techniek (waaronder reeds gepubliceerde patenten); de uitvinding mag niet reeds eerder gepubliceerd zijn (behalve in geval van publicatie door een derde die was gehouden aan een geheimhoudingsovereenkomst, officiële of publieke bekendmakingen (in dat geval heeft de uitvinder 6 maanden om een aanvraag in te dienen), of als het voorrangsrecht kan spelen)

o  inventiviteit

o  industriële toepasbaarheid.

Houder van het octrooi

Het octrooi kan toegekend worden aan de eerste uitvinder of aan de eerste persoon die een octrooiaanvraag indient. In Frankrijk geeft artikel L.611-6 aan dat als meerdere personen tegelijkertijd dezelfde uitvinding hebben gerealiseerd, het octrooi toegekend wordt aan de persoon die als eerste een reguliere aanvraag heeft ingediend. De “echte uitvinder” kan in geval van namaak en piraterij een geding aanspannen tegen de octrooiaanvrager die zich de uitvinding onrechtmatig heeft toegeëigend. Eerlijke uitvinders zonder octrooi  die tegelijkertijd dezelfde uitvinding hebben gerealiseerd hebben  recht op het “droit de possession personnel” en kunnen hun uitvinding commercieel toepassen, zonder als overtreder bestempeld te worden (art L.613-7 CPI).

Als een werknemer / onderzoeker binnen een werkmissie een uitvinding realiseert, zal de werkgever of universiteit de houder van het octrooi zijn. Als de uitvinding door een werknemer totaal buiten de functie om en zonder verband met de functie wordt gerealiseerd, kan de werknemer zelf een octrooiaanvraag indienen. In geval van conflict tussen de werkgever en de werknemer hierover beslist de nationale rechter.

Effecten van de octrooiaanvraag

·         de eerste aanvraag brengt het voorrangsrecht tot stand en het recht om een geding aan te spannen igv namaak en piraterij binnen een periode van 20 jaar (geldigheidsduur van het octrooi) op voorwaarde dat het octrooi toegekend wordt

·         de aanvraag creëert een exploitatieverplichting van het alleenrecht van commercieel uitbuiten van de uitvinding. 3 jaar na de afgifte van het octrooi of 4 jaar nadat het aangevraagd is, kan aan de houder een onvrijwillige licentie opgelegd worden (L613-11)

·         mogelijkheid tot publicatie/openbaarmaking van de uitvinding. 5 maanden na de aanvraagdatum, geeft INPI de informatie door aan het ministerie van Defensie. De Staat kan een licentie afdwingen of de houder zo nodig onteigenen.

 

Het is ook mogelijk een “certificat d’utilité” aan te vragen, dit is een soort octrooi waarvan de bescherming maar 6 jaar duurt, de aanvraag is goedkoper.

De houder van het octrooi kan zelf het product in de handel brengen, licenties afgeven of het octrooi verkopen. Het commerciële exploitatie van de uitvinding is aan toestemming van de octrooihouder onderworpen (L.613-3 en 4 CPI).

Het octrooirecht, evenals alle andere intellectueel eigendomsrechten, is uitgeput indien een product of voortbrengsel door de houder van het octrooi of met zijn toestemming in de Europese Unie of EER in het verkeer is gebracht.

Bij inbreuk op het octrooirecht kan de houder een vordering wegens inbreuk instellen (action en contrefaçon, civiel of strafrechtelijk) binnen een termijn van 3 jaar.

 

Merkenrecht

Een merk is een teken dat grafisch weergegeven kan worden en ertoe dient om de waren of diensten van een natuurlijke of rechtspersoon te onderscheiden (artikel L.711-1 CPI).

Het is niet verplicht een handelsmerk te deponeren. Maar de rol van het merk is van essentieel belang in het bedrijfsleven en de bescherming van de consument.

Het merkenrecht is begrensd door twee grote principes:

o  de territorialiteit : zoals voor ieder intellectueel eigendomsrecht, geldt de bescherming alleen als voldaan wordt aan de voorwaarden gesteld door het land waar de bescherming wordt gezocht

o  de specialiteit: de bescherming is beperkt tot de producten en diensten waarvoor het handelsmerk is gedeponeerd

Verschillende tekens kunnen gedeponeerd worden:

·         benamingen onder allerlei vormen: één of meerdere woorden, familienamen, geografische namen, pseudoniemen, lettres, cijfers, afkortingen

·         klanken, muziekfragmenten

·         figuratieve tekens zoals tekeningen, etiketten, stempels, randbedrukkingen, reliëfs, holografische projectie, logo’s, computer gegenereerde beelden

·         vormen, van een product of zijn verpakking, of vormen die een dienst kenmerken

·         kleurschikkingen, kleurcombinaties of nuances

Het merk moet legaal /geoorloofd zijn en de volgende tekens zijn dit niet:

§  vlaggen, wapenschilden, Staats symbolen, officiële of garantie stempels die door de Staat zijn ingevoerd (verboden door artikel 6ter van het Verdrag van Parijs)

§  geografische indicaties voor wijnen en gedistilleerde dranken (verboden door art 23annexe 1C van het akkoord dat de Wereldhandelsorganisatie heeft ingesteld)

§  het teken mag niet in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden

§  het teken mag niet legaal verboden zijn (bv de naam Rode Kruis, het Olympisch embleem, etc)

§  het teken mag het publiek niet bedriegen, met name betreffende de aard, de kwaliteit of de geografische herkomst van een product of dienst aangeduid door het merk

Het merk moet uniek en kenmerkend zijn

§  het teken moet dat bepaalde merk onderscheiden van andere merken van concurrenten

§  het teken moet willekeurig zijn, het mag niet een algemene, noodzakelijkeof gebruikelijke uitdrukking zijn om een product of dienst te beschrijven

§  het teken mag niet een algemeen kenmerk van het product of de dienst zijn, met name de kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, geografische herkomst, periode waarin het geproduceerd wordt

§  het teken mag niet uitsluitend de vorm hebben die door de natuur of de functie van het product opgelegd is

Het merk moet beschikbaar zijn

§  verifiëren in database WIPO en EUIPO-gegevensbank van merken van de Europese Unie en ingeschreven Gemeenschapsmodellen, of merk niet reeds bestaat betreffende dat speciale product of die speciale dienst.

§  Verifiëren of het merk geen afbreuk doet aan een ander beschermd intellectueel eigendomsrecht

§  Verifiëren of er geen verwarringsgevaar bestaat tussen het te registreren merk en

-          een algemeen bekend merk (door het grote publiek) of

-          bekend merk (voor een gespecialiseerde groep publiek).

-          In dit geval is er een uitzondering op het principe van verplichting tot deponeren van het merk (voor het algemeen bekende merk) en het specialiteitprincipe (voor het bekende merk): bv het merk Waterman kan niet voor scheermesjes gebruikt worden, en het merk Michelin niet voor koekjes.

Regelgeving

De Europese richtlijn van 1988 heeft nationale wetgevingen geharmoniseerd en de verordening van 1993 heeft het Gemeenschapsmerk ingevoerd. Dit Gemeenschapsmerk wordt afgegeven volgens een gemeenschappelijke communautaire procedure door het BHIMHarmonisatiebureau voor de Interne Markt (OHMI in het Frans: Office d’Harmonisation pour le Marché Intérieur), in Spanje (Alicante). Sinds maart 2016 heet dit bureau EUIPO

Dit bureau is verantwoordelijk voor het beheer van communautair geregistreerde merken, tekeningen en modellen. Tegen beslissingen van het bureau kan hoger beroep worden aangetekend bij de rechtbank van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Wat ook de aard van het geschil is, er is maar één recht toepasbaar.

Het WIPO (OMPI) beheert voor wat betreft de merken :

-          de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (1891), gecentraliseerd stelsel met 116 lidstaten, vernieuwing en management van merken

-          Het Protocol van Madrid van 1989, waarvan sinds 2004 de Europese Unie partij is.

Aanvraag

Een nationale aanvraag  (voor een nationale bescherming volgens Frans recht, maar geharmoniseerd door Europese richtlijnen, het Verdrag van Parijs en de Trips-overeenkomst) kan worden ingediend bij INPI. De indiening van de aanvraag verleent bepaalde rechten aan de belanghebbenden.

Een aanvraag betreffende het Gemeenschapsmerk kan worden ingediend bij het EUIPO bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie in Alicante. Lidstaten van de Schikking van Madrid kunnen hier ook een aanvraag indienen. Het merk zal beschermd zijn in alle lidstaten van de EU.

Een internationale aanvraag kan worden ingediend bij WIPO volgens de Schikking van Madrid en het Protocol van Madrid (116 lidstaten)

Als een aanvraag ingediend is bij INPI (Frans nationaal merk), wordt de aanvraag gepubliceerd in het BOPI (bulletin officiel de la Propriété intellectuelle). Binnen twee maanden na publicatie, kan tegen deze aanvraag bezwaar worden gemaakt (oppositieprocedure), met name door de eigenaar van een merk dat eerder gedeponeerd is. Daarna volgt een onderzoek (zowel inhoudelijk als naar de vorm), maar er wordt niet geverifieerd of het merk de rechten van een eerder toegekend recht schendt.

De procedures bij EUIPO en WIPO zijn in grote lijnen hetzelfde.

De houder van een gedeponeerd merk kan het merk commercieel uitbuiten, verkopen of licenties afgeven aan derden. Iedere wijziging in rechten van het merk, dient geregistreerd te worden in het RNM (Registre National des Marques) zodat het aan derden kan worden tegengeworpen.

 

Tekeningen en Modellenrecht

Een model of tekening kan beschermd worden door het auteursrecht (dus zonder formaliteit) of door het tekeningen- en modellenrecht.

Het tekeningen- en modellenrecht beschermt de uiterlijke esthetische vormgeving van een gebruiksvoorwerp /voortbrengsel  (zowel twee- als drie dimensionaal).

Volgens artikel L.511-1 CPI kan de uiterlijke vormgeving van een product of een deel van een product worden beschermd als tekening of model, met name de lijnen, contouren, vorm, textuur of het materiaalgebruik.  De tekening of model moet nieuw zijn en een eigen karakter hebben.

Artikel L.511-9 CPI geeft aan dat de bescherming vanaf het moment van de aanvraag bestaat. Eerder bekendgemaakte producten onder dezelfde tekening of hetzelfde model zijn dus niet beschermd, behalve in een periode van 12 maanden voor de aanvraag, als de bekendmaking door de vormgever zelf of door een derde in opdracht van de vormgever is geschied, of als de openbaarmaking de consequentie was van fraude of abusief gedrag.

In Frankrijk kan een aanvraag hiertoe ingediend worden bij INPI, de bescherming zal voor 5 jaar zijn, met mogelijkheid van vernieuwing tot maximum 25 jaar.

Een aanvraag voor een in de Europese Unie beschermde tekening of model kan ingediend worden bij EUIPO bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (aanvraag van een ingeschreven Gemeenschapsmodel).

Een internationale bescherming kan in principe worden aangevraagd bij WIPO (volgens de Schikking van Den Haag), maar de aanvrager kan kiezen in welke landen de bescherming zal gelden,  en de bescherming zal in die landen geldt volgens het nationale recht.